Herkomst
Men neemt aan dat zeevarende Noormannen omstreeks de 9de eeuw halflangharige katten hebben meegebracht uit onder andere Turkije. Dit deden ze om hun schepen ongedierte vrij te houden.
We kunnen dus stellen dat de Noorse boskat een verre afstammeling is van de Turkse Angora. De Noorse boskat is echter forser van bouw en veel ruiger van beharing, wat een gevolg zal zijn van een min of meer natuurlijke selectie en de invloed van de in Scandinavië reeds aanwezige kortharige katten. Katten met een dikkere vacht en een forsere bouw hadden een grotere kans om de winter te overleven.
In 1912 werd de allereerste Noorse boskat als raskat tentoongesteld. Een groep van liefhebbers begon belangstelling te krijgen voor het nationale ras, en richten een vereniging op die als doel had om het ras te stabiliseren. De Noorse boskat is pas in 1977 door de internationale kattenverenigingen officieel erkend.
Karakter
De Noorse boskat heeft een makkelijk karakter, het is een rustige en evenwichtige kat die vrij actief is. Daarom is het ook aangeraden dat men een grote kattenkrabpaal in huis haalt. En natuurlijk mag men niet vergeten van een heleboel speelgoedjes te voorzien. De Noorse boskat heeft de neiging om zich aan één persoon in het bijzonder te hechten.
Verzorging
Noorse boskatten hebben maar weinig vachtverzorging nodig, men kan ze best borstelen met een borstel van echt haar of met een grove kam voor de moeilijker bereikbare plaatsen. In het voorjaar is het aangeraden om de vacht elke dag uit te borstelen, dit omdat hun overbodige ondervacht loskomt en verwijderd moet worden.
Uiterlijke kenmerken
Lichaam
De Noorse boskat is een vrij grote, stevig gebouwde kat met een sterke beenderstructuur en een lang lichaam. Hij staat hoog op de poten en de achterpoten zijn langer dan de voorpoten, waardoor de rug naar achteren toe wat omhoog loopt. De voetjes zijn groot, rond en stevig en hebben pluimpjes tussen de tenen. De staart is lang, dik en weelderig behaard.
Kop
De kop vormt van voren gezien een driehoek waarvan alle zijden even lang zijn. De neusrug is recht en mag geen stop vertonen. De ogen zijn expressief, amandelvormig en staan iets schuin. De oren zijn hoog op de kop geplaatst en lopen spits toe op lynxpluimpjes.
Vacht
De kwaliteit van de vacht is van het grootste belang bij de Noorse boskat. Deze is halflang met een rijke en wollige ondervacht. De gladde en glanzende bovenvacht heeft een waterafstotende structuur die de kat beschermt tegen weersinvloeden.
Kleurschakeringen
De Noorse boskat mag alleen voorkomen in natuurlijke kleuren. Het himalayapatroon dat we zien bij de Siamees en de Heilige birmaan is niet toegestaan, evenals lilac, cinnamon en chocolate.
Noorse boskatten kunnen elke oogkleur hebben, variërend van groen en geel tot koperkleurig en blauw. Ook odd-eyed Noorse boskatten komen voor, al zijn deze zeldzaam.